‘Gaat u mee naar de recreatiezaal, mevrouw de Boer?’
‘Nee hoor, waarom zou ik?’
‘Nou, er is een leuk optreden. De Koffiemeisjes komen zingen!’
‘De koffiemeisjes komen zingen? Moeten die geen koffie zetten dan?’
‘Haha, u bent scherp vandaag! Ja, ze zetten een heerlijk bakkie koffie, maar ze kunnen ook een lekker deuntje zingen en het wordt een heel gezellige boel. Kom lekker mee, dan kunt u het zelf zien!’
‘Nee hoor, het kan niet, want mijn man kan op bezoek komen en dan ben ik er niet.’
‘Ja, dat is waar, maar als uw man komt, dan komt hij ook naar de recreatiezaal hoor, dat heb ik met hem afgesproken.’
‘O, echt? Weet je dat zeker?’
‘Ja, dat weet ik heel zeker. Zullen we gaan?’
Ze rijdt mevrouw de Boer door de lange gang, de lift in, van 3 naar 0, door nog een lange gang, via de hal de recreatiezaal in. Ze ‘parkeert’ mevrouw de Boer op een plekje waar ze niet op de tocht zit, vergewist zich ervan dat ze goed zit zo, loopt terug via de hal, door de lange gang, de lift van 0 naar 3, door de andere gang, naar de huiskamer.
‘Gaat u mee naar de recreatiezaal, mevrouw van Vliet?
‘Nee hoor, geen tijd voor! Ik moet naar de wc!’
De vrijwilliger! Alle hulde!