Voor altijd in Hotel California

Vandaag zongen we voor Dennis. Dennis is nog maar zestig en hij woont vanwege zijn kapotte brein in een verpleeghuis. Als ik hem een hand geef en zijn naam noem, omdat ik die nog weet van de vorige keer, fluistert hij ‘Dat is lang geleden’. Of hij gewoon aardig wil zijn of zich ons nog echt herinnert weet ik niet zeker. Heel misschien hangen onze roze schortjes in een kastje in zijn brein dat nog wél open kan.

Dennis ziet er breekbaarder uit dan de vorige keer. Van een medewerker Welzijn horen we dat hij prikkels mist, omdat de individuele aandacht die dat vereist nou eenmaal niet voorhanden is. Hij is nog steeds hip, in vergelijking met zijn lotgenoten. Hij draagt een donkere spijkerbroek, grijze All-stars en een blauw t-shirt met een letterprint. Hij houdt van The Eagles. Vorig jaar ging hij nog met een begeleider naar een concert van de Eagles Tributeband, maar als ik hem zo zie zitten, rijst de vraag of dat nog wel zou kunnen. We rijden twee verrijdbare krukjes in zijn gezichtsveld en zingen Hotel California, het nummer dat al jaren de Top 2000 regeert. Bij het intro verscherpt zijn blik. Hij herkent de gitaarsolo. Hij kijkt ons aan, knikt en verdwijnt dan in het lied. Hij staart en beweegt nauwelijks, zijn gezicht ademt concentratie. Zijn handen liggen in elkaar op zijn schoot. Soms kijkt hij ons aan, zo indringend dat zijn ogen rechtstreeks ons hart binnen wandelen.

Als de gitaren aan het eind van de weergaloze finale verstommen, tilt hij zijn handen op uit zijn schoot, gebaart dank je wel en fluistert hoe mooi hij het vond.

Na de terugrit naar ons hoofdkwartier, stap ik in mijn eigen auto en vanaf het USB-stickje in de stereo, hoor ik Hotel California. Het lied over dat hotel in de woestijn, met die rare mensen, waar je nooit meer weg komt als je er eenmaal binnen bent. Als ik de laatste zin meezing, dan zie ik Dennis voor me, kansloos gevangen in zijn eigen brein.

You can check out any time you like….but you can never leave

Hotel California gaat vanaf vandaag over Dennis.

 

Waardigheid en Trots in de praktijk

Zijn vrouw stelde hem aan ons voor. Zelf oogt Cor wat timide, maar als ik hem vertel dat we liedjes komen zingen, lichten zijn ogen op. Met wat zachte aanmoediging van zijn vrouw, vertelt hij dat hij lange tijd in een koor heeft gezongen, zeemansliederen. Naar onze liedjes luistert hij eerst vooral, maar dan fluit hij mee, als een merel. Later zie ik hem zachtjes meezingen met het refrein van Aan De Amsterdamse Grachten.

Op driekwart van ons programma, staat hij plotseling op en doet een stap in mijn richting. Ik sta naast hem, hij kijkt me even aan en richt zich dan tot ons 15-koppige publiek in de huiskamer:

‘Ik wil graag wat zeggen.’

Zijn stem klinkt luid en duidelijk. Hij denkt even na en ik knik naar hem.

‘Ik heb heel lang in een shantykoor gezongen.’

Weer een pauze. Ik zie hem zoeken naar wat hij wilde zeggen. We wachten geduldig en dan zegt hij:

‘Maar ik kan u zeggen dat dat niet kon tippen aan dit. Ik vind het geweldig. Dat wou ik even zeggen.’

Wij schatten Cor’s compliment op waarde, bovenal omdat wij zien hoe ook zijn medebewoners genieten van de muziek en van de ouderwetse koffie (die vandaag superlekker werd).

De woonvoorziening waar we zijn heeft financiële ruimte voor één ‘grote’ activiteit per maand. Meer geld is er niet. Wij brengen op twee huiskamers een uurtje aandacht, muziek en vertier. Als wij ervaren wat ook hier weer de uitwerking is van ons optreden, dan vinden wij het oprecht erg dat dit maar 1 keer per maand kan.

Gisteren ontvingen wij een berichtje van een activiteitencoördinator van een ander huis:

‘De vrijwilligster die bij jullie optreden was schoot me een aantal dagen erna weer aan.
Ze was overweldigd door de impact van jullie optreden bij de bewoners.’

Complimenten die verder zouden moeten reiken dan onze mailbox en de overheid eens te meer zouden moeten aansporen om muziek en aandacht als een recht te beschouwen, ook voor deze kwetsbare groep mensen. Wij hopen dat Minister De Jonge van Volksgezondheid zijn woorden waarmaakt:

“Bewoners gaan merken dat ze meer liefdevolle tijd en aandacht krijgen”

Aan ons zal het niet liggen.