Á la bonheure!

Op een woensdagavond van een roseetje genieten op het Vrijthof, op een donderdagmorgen vroeg wakker gebeierd worden door de klokken van de Sint Servaas, je zou denken dat dit het feit dat we verder van huis zijn dan normaal, voldoende zou moeten bekrachtigen. De zachte G die de begroeting van de activiteitenbegeleidster doet zoemen en het onverstaanbare gesprek tussen haar en haar collega zouden het allemaal nog echter moeten maken, maar we komen uit een bubbel en gaan pardoes een andere bubbel in, tijd en plaats zoek.

En dan is daar Jean, voormalig Prins Carnaval, uit Blauwdorp. Als we binnenkomen in zijn huiskamer, gaan zijn ogen glinsteren. Hij heeft een stopwoordje, of beter zinnetje. Als iets hem bevalt, zegt hij “Á la bonheure!” Vrij vertaald uit het Vlaams, betekent het zoiets als “Goed gedaan!” Hij zegt het bij onze liedjes als hij ze kent en mooi vindt en ook als hij onze koffie proeft, krijgen we er eentje. Hij spreekt het netjes uit, zodat wij Hollanders het ook kunnen verstaan.

En dan komt het moment waarop Jean ons midden in Maastricht zet, tussen de Maastrichtenaren. Bij de eerste tonen van ons lied Ode Aan Maastricht, rijst hij op. Hij spreidt zijn armen en fluistert

“Á la bonheure”.

Zijn ogen worden vochtig en klein, ik pak zijn hand en we zingen, zo samen als samen kan zijn.

“Kom met me mee naar Maastricht
Voor wie niet weet waar dat ligt
Ergens in ‘t uiterste zuiden van ‘t land
Parel van ‘t Limburgse land “

Hij ontfutselt ons een heuse zachte G, doet de rivieren die ons, Westerlingen, anders zouden maken dan de Zuiderlingen, ter plekke opdrogen. Na het lied klinkt zijn Á la bonheure! Limburgser dan ooit. Samen met alle bewoners en de verzorgenden zingt hij Carnaval in Maastreech voor ons. Een cadeau! We zijn zelf even stil, genieten en als het lied is afgelopen, voelen we ons één met de Limburgers.

We nemen afscheid met een welgemeend Á la bonheure! en vergeten nooit dat deze bubbel Maastreech heette.

Onze ontmoeting met Ringo Starr

Er zijn verpleeghuizen waar wij in een jaar een reeks van vijf tot tien optredens op de huiskamers mogen geven. Dat is voor ons heel waardevol. Soms is het wrang, omdat we deelgenoot worden van het proces van de ziekte, dat zich op indringende wijze voltrekt en elke keer als we komen weer levens heeft genomen, maar het is ook leuk, omdat we een kans krijgen om de bewoners een beetje te leren kennen, ze bij hun namen te kunnen noemen en direct met hen verbonden zijn.

Zo kwamen we vorige week in Overrhyn op een huiskamer waar we de meeste bewoners kenden, maar ook twee nieuwe mensen mochten ontmoeten. Een mevrouw uit België en een zeer muzikale meneer.

Al bij het eerste nummer gaan zijn armen omhoog en dirigeert meneer van I. theatraal mee. Hij tikt zijn buurvrouw enthousiast op haar hoofd om haar tot meezingen te bewegen. Ze snapt dat niet helemaal, kijkt hem geïrriteerd aan en schuift haar stoel een stuk opzij. In het blokje Meezingers introduceren wij My Bonny Is Over The Ocean. We oefenen het refrein, dat iedereen kent en vertellen dan dat we dit lied in de versie van The Beatles gaan zingen. Meneer van I. veert op.

“The Beatles, zeg je?”

“Ja, The Beatles, kent u die nog?”

“Of ik die nog ken? Ik heb erbij gezeten!”

“O, echt?, zeg ik. Welk instrument speelde u? De gitaar, de bas?”

“Nee, de drums!”

Een heuse ontmoeting met Ringo Starr! Meneer van I. lijkt niet echt op hem, maar als je hem perfect op de maat ziet twisten met zijn vuisten, dan is het zo gek nog niet.

En als we Que Sera zingen, doet de nieuwe Belgische mevrouw nog een duit in het zakje. Doris Day woonde naast haar in Antwerpen, was haar vriendin en kwam regelmatig bij haar op de koffie.

“Volgens mij woont ze daar nog in Antwerp. Dat is zo ene lieve vrouw!”

Kleurrijke, prachtige verhalen uit een andere wereld.

Internationale Dag Van De Muziek

Het is vandaag de Internationale Dag Van De Muziek.

Wij zingen in Amsterdam. Op een PG-huiskamer van het Flevohuis. Klein, dichtbij, samen. Weinig internationaals hier. Zelfs het lied Smile, geschreven door Charlie Chaplin, zingen we in onze eigen vertaling. Dat wordt dan Lach! en de Nederlandse tekst raakt hier harten, elk woord wordt begrepen en gevoeld. Het diffuse brein is er niet tegen bestand en haakt aan.

Na ons optreden vragen de AB-er en de gastvrouw of we tijd hebben om nog iets te zingen voor meneer P. Hij is nog in zijn kamer en wordt verzorgd.

‘Hij houdt zo van muziek! Hij was zelf muzikant. Ik weet zeker dat hij hiervan zal genieten.’

We wachten op de gang. De deur van de kamer gaat open en eerst komt er een gigantische tillift naar buiten, gevolgd door twee vrolijke verzorgsters. In het flauwe licht van de kamer zit meneer P., fris gewassen in zijn rolstoel.

‘I have a surprise for you!’,zegt de gastvrouw. ‘These two ladies are going to sing for you.’

We begroeten hem ook maar in het Engels en zingen Stand By Me. In het instrumentale intermezzo pakt de gastvrouw zijn bewegingloze rechterhand en tegen haar linkerhand, klappen ze samen mee op het ritme. Een witte hand op een bruine hand en het geluid is hetzelfde. Wat we precies lezen in zijn diepbruine ogen is haast niet in woorden te vatten. Concentratie in ieder geval. Hij drinkt elke noot. En als de laatste zin is gezongen breekt een prachtige lach door.

‘Beautiful,’ zegt hij zachtjes.

We zingen You’ve Got A Friend en meneer P. wandelt rechtstreeks ons hart binnen, alleen híj bestaat in deze kamer. We zingen onze harten leeg voor hem.

Na het afscheid, lopen we stil naar de lift. Ik zucht, Ilonka kijkt me aan en we knikken naar elkaar. ‘Dit is waar ik voor op deze wereld ben’, zegt ze. Ik knik en ik hoor alleen maar: ‘Beautiful!’

Dag Van De Muziek, zonder grenzen.

Voor altijd in Hotel California

Vandaag zongen we voor Dennis. Dennis is nog maar zestig en hij woont vanwege zijn kapotte brein in een verpleeghuis. Als ik hem een hand geef en zijn naam noem, omdat ik die nog weet van de vorige keer, fluistert hij ‘Dat is lang geleden’. Of hij gewoon aardig wil zijn of zich ons nog echt herinnert weet ik niet zeker. Heel misschien hangen onze roze schortjes in een kastje in zijn brein dat nog wél open kan.

Dennis ziet er breekbaarder uit dan de vorige keer. Van een medewerker Welzijn horen we dat hij prikkels mist, omdat de individuele aandacht die dat vereist nou eenmaal niet voorhanden is. Hij is nog steeds hip, in vergelijking met zijn lotgenoten. Hij draagt een donkere spijkerbroek, grijze All-stars en een blauw t-shirt met een letterprint. Hij houdt van The Eagles. Vorig jaar ging hij nog met een begeleider naar een concert van de Eagles Tributeband, maar als ik hem zo zie zitten, rijst de vraag of dat nog wel zou kunnen. We rijden twee verrijdbare krukjes in zijn gezichtsveld en zingen Hotel California, het nummer dat al jaren de Top 2000 regeert. Bij het intro verscherpt zijn blik. Hij herkent de gitaarsolo. Hij kijkt ons aan, knikt en verdwijnt dan in het lied. Hij staart en beweegt nauwelijks, zijn gezicht ademt concentratie. Zijn handen liggen in elkaar op zijn schoot. Soms kijkt hij ons aan, zo indringend dat zijn ogen rechtstreeks ons hart binnen wandelen.

Als de gitaren aan het eind van de weergaloze finale verstommen, tilt hij zijn handen op uit zijn schoot, gebaart dank je wel en fluistert hoe mooi hij het vond.

Na de terugrit naar ons hoofdkwartier, stap ik in mijn eigen auto en vanaf het USB-stickje in de stereo, hoor ik Hotel California. Het lied over dat hotel in de woestijn, met die rare mensen, waar je nooit meer weg komt als je er eenmaal binnen bent. Als ik de laatste zin meezing, dan zie ik Dennis voor me, kansloos gevangen in zijn eigen brein.

You can check out any time you like….but you can never leave

Hotel California gaat vanaf vandaag over Dennis.