Koffietour langs Haarlemmers van de dagbesteding, zo nodig!

Dagbestedingtoer Zingende Koffiemeisjes

Dat COVID-19 een ramp is voor ouderen, voor veel meer dan alleen de gestorvenen, is genoegzaam bekend. We weten allemaal wel dat de verpleeghuizen kampen met overvraagd zorgpersoneel en met depressieve bewoners. Een groep ouderen die minder aandacht krijgt in de media, maar het zeker zo zwaar heeft, zijn de kwetsbare ouderen en mantelzorgers die niet in een zorginstelling wonen, maar thuis, alleen of met partner. Mensen die voor hun sociale contacten, zorg en structuur aangewezen zijn op de dagbesteding, die door de coronacrisis gesloten is.

Sabine, een betrokken en creatieve activiteitenbegeleider van Zorgbalans, zag de eenzaamheid, zorgproblematiek en sociale armoede bij haar cliënten van de dagbesteding en construeerde een Zingende Koffiemeisjes Tour langs zes huisadressen. Dinsdag toerden wij door Haarlem.

We beginnen bij J. uit Venezuela, die sinds het begin van de crisis nog niet buiten is geweest. We zingen voor haar drie swingende liedjes in het speeltuintje voor haar huis, op 2 meter afstand. Ze lacht, zwaait en zegt wel tien keer “Dit had ik niet verwacht”.
Dan gaan we naar een jarige. Hij is omgekeerd 18 geworden vandaag en is voorlopig aan huis gekluisterd vanwege longproblemen. De zo gewenste terugkeer naar de dagbesteding is voor hem nog ver weg. We hangen slingers op zijn deur, laten hem drie liedjes kiezen en zingen onze longen uit het lijf voor hem en zijn dochter. Hij weigert om halverwege op z’n rollator te gaan zitten.
Er volgen nog een paar kleine groepjes, in verschillende wijken, bij een woonhuis, bij een flat, op een pleintje. Plekken en mensen met een eigen verhaal.
We zien heel Haarlem in een middag.

De grote gemene delers? Eindelijk weer ontmoeten, zingen en swingen, delen, genieten en loslaten. Eventjes, zeker drie liedjes lang.

Wat een superactie, Sabine! 

75e Bevrijdingsdag achter gesloten deuren

Het is 5 mei 2020, de dag die de boeken in gaat als de 75e Bevrijdingsdag. We lopen door de binnentuin van Zorgcentrum Hart van Groenewoud in Spijkenisse en ik zie de Nederlandse vlag vrij wapperen boven een terrein waar ‘vrijheid’ op dit moment een tot de verbeelding sprekend woord is. De bewoners vieren de 75e Bevrijdingsdag binnen, schuilend, achter slot en grendel, in schril contrast met de naam van vandaag.

Veel mensen die hier wonen hebben de 1e ook meegemaakt, op 5 mei 1945. Er zijn natuurlijk rood-wit-blauwe vlaggetjes, slingers en taartjes. Dat hoort erbij. We zouden hen er zo graag naar vragen, hoe dat was in 1945, hoe dat toen voelde, die herwonnen vrijheid, maar we kunnen, we mogen niet naar ze toe. Ze verschijnen op de balkons, in de deuropeningen. De Zingende Koffiemeisjes zingen, zij deinen en zwaaien op afstand.

Aan het pand kleeft een witte tent, waar familie een keer per week twintig minuten ‘Ontmoeting achter het raam’ kan boeken. Onze begeleidster is er blij mee, het is een manier om weer in contact te kunnen zijn, maar ze geeft toe dat de bewoners somber en prikkelbaar zijn.

We zingen aan alle kanten van het complex een serie opbeurende liedjes en krijgen de handen en duimen omhoog. Als we afsluiten met We’ll Meet Again, bedenk ik hoe mooi het zou zijn als die uitdrukkelijke wens uitkomt. Als wij de bewoners van Hart van Groenewoud in de toekomst weer dichtbij ontmoeten en ze de hand mogen schudden, dan weet ik wat ik ga vragen: ‘Hoe voelt het, die herwonnen vrijheid?’

Á la bonheure!

Op een woensdagavond van een roseetje genieten op het Vrijthof, op een donderdagmorgen vroeg wakker gebeierd worden door de klokken van de Sint Servaas, je zou denken dat dit het feit dat we verder van huis zijn dan normaal, voldoende zou moeten bekrachtigen. De zachte G die de begroeting van de activiteitenbegeleidster doet zoemen en het onverstaanbare gesprek tussen haar en haar collega zouden het allemaal nog echter moeten maken, maar we komen uit een bubbel en gaan pardoes een andere bubbel in, tijd en plaats zoek.

En dan is daar Jean, voormalig Prins Carnaval, uit Blauwdorp. Als we binnenkomen in zijn huiskamer, gaan zijn ogen glinsteren. Hij heeft een stopwoordje, of beter zinnetje. Als iets hem bevalt, zegt hij “Á la bonheure!” Vrij vertaald uit het Vlaams, betekent het zoiets als “Goed gedaan!” Hij zegt het bij onze liedjes als hij ze kent en mooi vindt en ook als hij onze koffie proeft, krijgen we er eentje. Hij spreekt het netjes uit, zodat wij Hollanders het ook kunnen verstaan.

En dan komt het moment waarop Jean ons midden in Maastricht zet, tussen de Maastrichtenaren. Bij de eerste tonen van ons lied Ode Aan Maastricht, rijst hij op. Hij spreidt zijn armen en fluistert

“Á la bonheure”.

Zijn ogen worden vochtig en klein, ik pak zijn hand en we zingen, zo samen als samen kan zijn.

“Kom met me mee naar Maastricht
Voor wie niet weet waar dat ligt
Ergens in ‘t uiterste zuiden van ‘t land
Parel van ‘t Limburgse land “

Hij ontfutselt ons een heuse zachte G, doet de rivieren die ons, Westerlingen, anders zouden maken dan de Zuiderlingen, ter plekke opdrogen. Na het lied klinkt zijn Á la bonheure! Limburgser dan ooit. Samen met alle bewoners en de verzorgenden zingt hij Carnaval in Maastreech voor ons. Een cadeau! We zijn zelf even stil, genieten en als het lied is afgelopen, voelen we ons één met de Limburgers.

We nemen afscheid met een welgemeend Á la bonheure! en vergeten nooit dat deze bubbel Maastreech heette.

Onze ontmoeting met Ringo Starr

Er zijn verpleeghuizen waar wij in een jaar een reeks van vijf tot tien optredens op de huiskamers mogen geven. Dat is voor ons heel waardevol. Soms is het wrang, omdat we deelgenoot worden van het proces van de ziekte, dat zich op indringende wijze voltrekt en elke keer als we komen weer levens heeft genomen, maar het is ook leuk, omdat we een kans krijgen om de bewoners een beetje te leren kennen, ze bij hun namen te kunnen noemen en direct met hen verbonden zijn.

Zo kwamen we vorige week in Overrhyn op een huiskamer waar we de meeste bewoners kenden, maar ook twee nieuwe mensen mochten ontmoeten. Een mevrouw uit België en een zeer muzikale meneer.

Al bij het eerste nummer gaan zijn armen omhoog en dirigeert meneer van I. theatraal mee. Hij tikt zijn buurvrouw enthousiast op haar hoofd om haar tot meezingen te bewegen. Ze snapt dat niet helemaal, kijkt hem geïrriteerd aan en schuift haar stoel een stuk opzij. In het blokje Meezingers introduceren wij My Bonny Is Over The Ocean. We oefenen het refrein, dat iedereen kent en vertellen dan dat we dit lied in de versie van The Beatles gaan zingen. Meneer van I. veert op.

“The Beatles, zeg je?”

“Ja, The Beatles, kent u die nog?”

“Of ik die nog ken? Ik heb erbij gezeten!”

“O, echt?, zeg ik. Welk instrument speelde u? De gitaar, de bas?”

“Nee, de drums!”

Een heuse ontmoeting met Ringo Starr! Meneer van I. lijkt niet echt op hem, maar als je hem perfect op de maat ziet twisten met zijn vuisten, dan is het zo gek nog niet.

En als we Que Sera zingen, doet de nieuwe Belgische mevrouw nog een duit in het zakje. Doris Day woonde naast haar in Antwerpen, was haar vriendin en kwam regelmatig bij haar op de koffie.

“Volgens mij woont ze daar nog in Antwerp. Dat is zo ene lieve vrouw!”

Kleurrijke, prachtige verhalen uit een andere wereld.

Een suikerautomaatje hadden we nog niet!

Na het optreden bij Saffier Woonzorgpark Loosduinen, word ik gewenkt door een meneer met een vriendelijke lach. Zijn  gezonde zomerse teint steekt mooi af tegen zijn witte overhemd.

‘Weet je wat jullie missen in jullie collectie authentieke koffiespullen?’

‘Nee meneer, geen idee. We dachten inmiddels alles wel te hebben dat iets met koffie zetten te maken heeft. Ik ben heel benieuwd!’

Hij had me in de pauze al aangegeven dat hij de oude koffiemolen van vroeger nog heeft waar zijn gezin in de oorlog ook graan mee maalde om brood te kunnen bakken.

‘Jullie hebben geen suikerautomaatje!’

‘Een suikerautomaatje? Ik heb er nog nooit van gehoord. Wat is dat?’

‘Dat is een automatische suikerpot. Er zit een knopje aan waar je op duwt en dan komt er een schuifje uit met precies de juiste hoeveelheid suiker voor een kopje koffie. Ik heb er nog een, willen jullie die hebben?’

Ik ben enigszins verlegen met het aanbod, maar meneer is onverbiddelijk en rolt in zijn rolstoel naar zijn kamer. Tien minuutjes later is hij terug met het suikerautomaatje, een vernikkeld koperen busje met een dekseltje en een zwart drukknopje.

Meneer Steijn is 93 en heeft het suikerpotje vroeger zelf gebruikt. Het blijkt een Haagse uitvinding te zijn uit begin jaren 30, waarmee militair en koperslager Johannes van den Broek wereldfaam verwierf. De suikerpotten werden over de hele wereld geëxporteerd en prijkten zelfs in verzilverde staat op de koffietafel van een Indiase maharadja.

‘Ik heb geen familie meer en bij mij staat hij maar in de kast.
Ik heb liever dat jullie hem gebruiken dan dat hij bij de kringloop terecht komt’, grijnst hij.

Vandaag hebben we hem in het Katwijkse Overduin laten zien en gebruikt en veel mensen herkenden het automaatje direct. Wat een prachtige aanvulling op onze collectie. Dank u wel, meneer Steijn!

Komen jullie morgen weer?

Zijn lach reikt van z’n linker tot z’n rechter oor. Hij geeft me zijn lege koffiekopje. Ik vraag of hij het naar z’n zin heeft gehad en hij knikt en zegt dat hij onze voorstelling fantastisch vond en de koffie heerlijk.

‘Komen jullie morgen weer?’

‘Was het maar zo, meneer’, verzucht ik.

‘Nou, dan moeten jullie om tien uur ’s morgens komen en dan laten we jullie pas aan het einde van de avond weer gaan!’

Ik lach en kijk dan eerst naar links, waar Scheveningen aan mijn voeten ligt, en dan naar rechts, waar de Noordzee rustig kabbelt en het strand baadt in een gelig herfstlicht.

‘Meneer, als ú dan een bakkie koffie regelt, dan hebben we een deal!’

Wat een fantastische plek op de achtste verdieping van Het Uiterjoon. Daar wil je toch niet weg!

Als de dood voor de kleedkamer

Als Zingende Koffiemeisjes maak je van alles mee, maar vandaag hadden we een ervaring die de boeken in kan als op z’n minst ‘curieus’.

Wij sjouwen altijd een auto vol spullen mee naar de zorgcentra waar we gaan zingen. Een serveerwagen, een transportwagentje, geluidsapparatuur, een ouderwets servies, koffiebonen, antieke koffiemolens, instrumenten, het Koffiemeisjestenue en ga zo maar door. We sjouwen(lees ‘zweten’) en reizen dan ook in ons ‘gewone’ kloffie en kleden ons ter plaatse om.

Soms gebeurt dat in een gang (als er even niemand kijkt), soms in een WC, regelmatig in een kapsalon en zelfs een keer in een bezemkast. Bij zorgcentrum De Open Hof in Amsterdam mogen we altijd de Stilteruimte gebruiken, dus daar rollen we afgelopen woensdag vrolijk onze spullen naar toe. Deur op slot! In de stilteruimte wordt heel stil gekolfd. Een behulpzame verzorgende verwijst ons naar een ruimte achter in de gang links, waar we dan wel even ons tenue aan kunnen trekken.

We stappen onze kleedruimte voor vandaag in, ik voorop, en staan meteen als aan de grond genageld. Er ligt een dooie! Op een brancard, onder twee witte lakens. ‘Er ligt een lijk!’, roep ik. We deinzen, over elkaar struikelend, terug de gang in. Het kan toch nie waar zijn! Nou is Koffiemeisje 1 een dappere stadse, die het avontuur niet schuwt. Met een blik die Sherlock Holmes haar niet nadoet, duwt ze de deur van het hok open en stapt naar binnen.

‘We moeten toch even kijken hoor, straks zijn ze dat mens vergeten ofzo’.

Altijd praktisch, die meid. Ik knik en zeg niets. Ze schuifelt naar de brancard. Ik schuifel achter haar aan en hou de mouw van haar shirt vast. Met twee vingers pakt ze een hoekje van het bovenste laken en trekt die een beetje omhoog. Ze gluurt en ik zweer je dat ik haar zachtjes hoor snuiven.

En dan giert ze het uit. “Het is een pop, joh! Jij met je ‘lijk’!”

Ik ontspan en vind mijn dappere zelf terug. Ik licht het laken van het hoofd. Het is een vrouw, middelbare leeftijd, kort zwart haar, met een roze nachthemd aan. Ze is een beetje oranje. Ik drapeer het laken weer eerbiedig over haar gezicht en ga naar de gang. De Stilteruimte is inmiddels weer vrij en ik ben toch blij dat we ons daar verder kunnen omkleden.

Een Wereld Alzheimer Dag om nooit te vergeten

Het is vandaag Wereld Alzheimer Dag 2017 en dit jaar staat deze dag in het teken van het juist NIET vergeten van de mensen die getroffen worden door deze ziekte.

De Zingende Koffiemeisjes zijn uitgenodigd om te komen zingen en spelen bij Cato Carel van den Oever in stadsdeel Escamp in Den Haag. We spelen onze voorstelling ’s morgens in de grote zaal voor de vaste bewoners; mensen die 24 uur per dag intensieve zorg nodig hebben in een beschermde omgeving. En ’s middags verplaatst de karavaan zich naar het Ontmoetingscentrum voor mensen met beginnende geheugenproblemen en hun mantelzorgers.

Wij kennen hem inmiddels goed, de ziekte van Alzheimer…het is een geniepige dief, een nietsontziende rover, die alles probeert te stelen wat een mens tot mens maakt: het geheugen, herinneringen, het plezier, de taal, een thuis, de rust, het begrip en we kunnen nog wel even doorgaan. Probéért te stelen, let wel, probéért! Vaak lukt dat, maar soms zijn er van die momenten dat de ziekte het moet afleggen tegen een geduchte tegenstander en verliest!

Bij Cato Carel van den Oever kroop hij vandaag met hangende pootjes en de staart tussen de benen terug in zijn hol. Daar zegevierde de muziek. Herinneringen sprongen als duveltjes uit hun doosjes, de lach schitterde, stemmen zongen in volzinnen, handen klapten en armen haakten in, ogen straalden en hier en daar vloeide de emotie. Wat een glansrijke overwinning!

Het werd letterlijk een dag om NOOIT te vergeten.

Op de foto
ziet u het “Vergeet-me-niet-speldje” van Stichting Alzheimer Nederland.
Door het speldje te dragen, zeggen wij dat wij mensen met dementie en hun naasten niet vergeten.
Tegelijkertijd dragen we bij aan bewustwording rondom de ziekte en delen de hoop op een oplossing.
U kunt ze bestellen bij Alzheimer Nederland voor 1 euro per speldje (klik op onderstaande link).

https://www.alzheimer-nederland.nl/bestel-ons-bijzondere-vergeet-mij-niet-speldje

 

‘Wees gewoon lief voor elkaar!’

 

Deze week sloten we dit Koffiemeisjes-seizoen af. Dat gebeurde bij De Breede Vliet in Hoogvliet, onder de rook van Rotterdam. 

Gewapend met twee geleende sjaals en een clubshirt van Feyenoord, rijden we door de Beneluxtunnel naar het land van Hand in hand, kameraden! Ons publiek heeft er vanaf de eerste noot zin in, ze zingen alsof het een lieve lust is.

Zo’n laatste optreden voor de vakantie is iets anders dan alle anderen. Het voelt als het bereiken van een ‘finish’ midden in het jaar. Niet alleen omdat we dan even kunnen ademhalen na een drukke tijd en er ruimte is om de koffiemolens te smeren, de koffiebonenvoorraad te checken op houdbaarheid en de schortjes te controleren op slijtage, maar vooral omdat het ook zo’n moment is waarop je even stilstaat bij wat je hebt gedaan, een minuutje reflectie.

En soms zijn er dan van die mensen die dat momentje zomaar kleur geven.

Als de zaal na afloop zoemend leegloopt, blijft er een echtpaar achter. We gaan even bij ze zitten. Ze delen hun vreugde over ons optreden en de heerlijke middag die ze hebben gehad.  Ze draaiden beiden aan de molen en proefden de ouderwetse koffie. Hij lachte en playbackte ( ‘Zingen heb ik nooit gekund. Zij wel!’ ) en zij zong elk woord mee. We blozen haast van de superlatieven die ons ten deel vallen over onze mooie stemmen en performance. Hij oogt een zeventiger in zijn smetteloze overhemd met subtiel rood streepje. Maar hij fluistert trots dat hij 94 wordt en zij 91. Sinds zijn vrouw gevallen is, moet zij hier wonen, maar hij komt elke dag op de fiets naar haar toe.

‘Hij is zo lief!’, verzucht ze. ‘En zo knap nog, vind je niet? Als hij die mooie grijze broek aan heeft en hier binnen loopt, dan zie ik alle vrouwen zomaar naar hem kijken. Soms komt hij zelfs twee keer op een dag.’ De liefde spreekt uit haar ogen en uit zijn lach. Ze zijn al 71 jaar bij elkaar. 71 jaar! Zo oud werd mijn vader… Ze grinniken om onze bewondering.

‘Kind, zo moeilijk is dat niet hoor. Wees gewoon lief voor elkaar!’

We krijgen een welgemeende zoen en ze lopen samen de zaal uit. Zij licht voorover gebogen, achter haar rollator en hij vlak achter haar, zijn hand losjes op haar rug.

We eindigen dit seizoen met een gevoel van tevredenheid over wat we hebben kunnen doen, een gevoel van dankbaarheid voor wat we hebben mogen meemaken en leren en een gevoel van vastberadenheid om na deze zonnige zomer met volle kracht door te gaan, want er is nog zoveel te winnen en te doen voor de kwetsbare ouderen.

Fijne zomer, lieve mensen! Enne….gewoon lief zijn voor elkaar. 

Ilonka en Monique 

Onze missie verbeeld: blijf zingen!

Vandaag waren we een keer geen koffiemeisjes, maar limonademeisjes. We deelden geen koffie uit, maar ranja met een gekleurd rietje en hoewel de regen herfstig tegen de ramen sloeg en er geen Sofietje in heel  Huize Sint Petrus te bekennen was, ging dit koele drankje er gretig in bij ons publiek.  ’s Morgens bij de bewoners van de gesloten PG-afdelingen op hun huiskamers en ’s middags in de recreatiezaal voor de anderen. Het was een volle, mooie dag in Berkel en Rodenrijs, een dag waarop onze missie zomaar in een feller licht dan ooit werd gezet.

Aan het eind van de middag, kleden we ons om, verzamelen onze karrenvracht aan spullen en drinken voor het inladen nog een cappuccinootje aan de lange tafel in de hal. Een mevrouw komt door de schuifdeur van buiten. Ze manoeuvreert haar rollator omslachtig langs een plant en ploft neer in een vrije stoel.

‘Zo, even uitrusten!’

‘Bent u lekker buiten geweest?’, vraag ik.

‘Ja, heerlijk! Maar het werd wat fris, zonder het zonnetje.’

Ze herkent ons van de foto in het Activiteitenblad en er ontvouwt zich een gesprek over muziek. Ze vertelt dat ze haar hele leven heeft gezongen; dat ze het met de paplepel ingegoten kreeg door haar ouders die verdienstelijke operazangers waren.

‘In de oorlog waren er geen radio’s en dan vroegen de buren van mijn ouders hen regelmatig om de ramen aan de tuinkant open te zetten en voor ze te zingen.’

We praten over de noodzaak van muziek in het leven, de vreugde die het geeft, de verbinding die het mogelijk maakt en hoe het de herinnering aanraakt. Ze vindt het  fijn en belangrijk dat er in hun huis wordt gezongen door mensen zoals wij. Ze kan, door haar leeftijd (‘ik ben uit 1934’) en tot haar spijt, niet meer zingen in het koor waar ze tientallen jaren deel van heeft uitgemaakt en op mijn vraag of ze stiekem nog wel eens zingt, zegt ze glimlachend:

‘Ja, op mijn kamer, waar niemand het kan horen!’

De vrouw die naast haar zit haakt in.

‘Vorige week zag ik Betsy (niet de werkelijke naam) zitten. Ze was zo aan het huilen! Ach, ach, wat huilde ze. Ik vroeg haar wat we eens konden doen, want het was zo vreselijk, maar ze huilde alleen maar. En toen kwam het ineens in me op om wat met haar te zingen. En toen zongen we “Ik Ga Slapen, Ik Ben Moe” samen. Zomaar, midden op de dag. En ze werd helemaal rustig. Ze stopte met huilen en ze zong met me mee.’

Ze keert zich naar haar buurvrouw.

‘Dus als u zingen wilt, zet u dan uw deur maar open hoor. En als Betsy weer huilt, zingt u dan maar een mooi lied voor haar.’

Onze missie verbeeld en verwoord.

Betsy kenden we al. Ze was er vanmiddag ook. Ze werd naar de recreatiezaal gebracht en ze genoot, ze spiegelde onze bewegingen en zong stukjes mee. Ze lachte vaak, maar soms keek ze zorgelijk, zoekend rond. Dan zag ik de onrust rondwaren in haar brein. Na afloop, toen de zaal leegliep en ik de kabels stond op te rollen, hoorde ik Koffiemeisje Ilonka heel zachtjes ‘Stille Nacht’ met haar zingen. Ik keek om en zag ze samen zitten in de bijna lege zaal. Ik draaide het volume van de versterker, die nog wat Jaren 60 hitjes liet horen, langzaam naar 0, ik ging door met het oprollen van het snoer en ik luisterde naar hoe aandacht klinkt.