Een Wereld Alzheimer Dag om nooit te vergeten

Het is vandaag Wereld Alzheimer Dag 2017 en dit jaar staat deze dag in het teken van het juist NIET vergeten van de mensen die getroffen worden door deze ziekte.

De Zingende Koffiemeisjes zijn uitgenodigd om te komen zingen en spelen bij Cato Carel van den Oever in stadsdeel Escamp in Den Haag. We spelen onze voorstelling ’s morgens in de grote zaal voor de vaste bewoners; mensen die 24 uur per dag intensieve zorg nodig hebben in een beschermde omgeving. En ’s middags verplaatst de karavaan zich naar het Ontmoetingscentrum voor mensen met beginnende geheugenproblemen en hun mantelzorgers.

Wij kennen hem inmiddels goed, de ziekte van Alzheimer…het is een geniepige dief, een nietsontziende rover, die alles probeert te stelen wat een mens tot mens maakt: het geheugen, herinneringen, het plezier, de taal, een thuis, de rust, het begrip en we kunnen nog wel even doorgaan. Probéért te stelen, let wel, probéért! Vaak lukt dat, maar soms zijn er van die momenten dat de ziekte het moet afleggen tegen een geduchte tegenstander en verliest!

Bij Cato Carel van den Oever kroop hij vandaag met hangende pootjes en de staart tussen de benen terug in zijn hol. Daar zegevierde de muziek. Herinneringen sprongen als duveltjes uit hun doosjes, de lach schitterde, stemmen zongen in volzinnen, handen klapten en armen haakten in, ogen straalden en hier en daar vloeide de emotie. Wat een glansrijke overwinning!

Het werd letterlijk een dag om NOOIT te vergeten.

Op de foto
ziet u het “Vergeet-me-niet-speldje” van Stichting Alzheimer Nederland.
Door het speldje te dragen, zeggen wij dat wij mensen met dementie en hun naasten niet vergeten.
Tegelijkertijd dragen we bij aan bewustwording rondom de ziekte en delen de hoop op een oplossing.
U kunt ze bestellen bij Alzheimer Nederland voor 1 euro per speldje (klik op onderstaande link).

https://www.alzheimer-nederland.nl/bestel-ons-bijzondere-vergeet-mij-niet-speldje

 

Onze missie verbeeld: blijf zingen!

Vandaag waren we een keer geen koffiemeisjes, maar limonademeisjes. We deelden geen koffie uit, maar ranja met een gekleurd rietje en hoewel de regen herfstig tegen de ramen sloeg en er geen Sofietje in heel  Huize Sint Petrus te bekennen was, ging dit koele drankje er gretig in bij ons publiek.  ’s Morgens bij de bewoners van de gesloten PG-afdelingen op hun huiskamers en ’s middags in de recreatiezaal voor de anderen. Het was een volle, mooie dag in Berkel en Rodenrijs, een dag waarop onze missie zomaar in een feller licht dan ooit werd gezet.

Aan het eind van de middag, kleden we ons om, verzamelen onze karrenvracht aan spullen en drinken voor het inladen nog een cappuccinootje aan de lange tafel in de hal. Een mevrouw komt door de schuifdeur van buiten. Ze manoeuvreert haar rollator omslachtig langs een plant en ploft neer in een vrije stoel.

‘Zo, even uitrusten!’

‘Bent u lekker buiten geweest?’, vraag ik.

‘Ja, heerlijk! Maar het werd wat fris, zonder het zonnetje.’

Ze herkent ons van de foto in het Activiteitenblad en er ontvouwt zich een gesprek over muziek. Ze vertelt dat ze haar hele leven heeft gezongen; dat ze het met de paplepel ingegoten kreeg door haar ouders die verdienstelijke operazangers waren.

‘In de oorlog waren er geen radio’s en dan vroegen de buren van mijn ouders hen regelmatig om de ramen aan de tuinkant open te zetten en voor ze te zingen.’

We praten over de noodzaak van muziek in het leven, de vreugde die het geeft, de verbinding die het mogelijk maakt en hoe het de herinnering aanraakt. Ze vindt het  fijn en belangrijk dat er in hun huis wordt gezongen door mensen zoals wij. Ze kan, door haar leeftijd (‘ik ben uit 1934’) en tot haar spijt, niet meer zingen in het koor waar ze tientallen jaren deel van heeft uitgemaakt en op mijn vraag of ze stiekem nog wel eens zingt, zegt ze glimlachend:

‘Ja, op mijn kamer, waar niemand het kan horen!’

De vrouw die naast haar zit haakt in.

‘Vorige week zag ik Betsy (niet de werkelijke naam) zitten. Ze was zo aan het huilen! Ach, ach, wat huilde ze. Ik vroeg haar wat we eens konden doen, want het was zo vreselijk, maar ze huilde alleen maar. En toen kwam het ineens in me op om wat met haar te zingen. En toen zongen we “Ik Ga Slapen, Ik Ben Moe” samen. Zomaar, midden op de dag. En ze werd helemaal rustig. Ze stopte met huilen en ze zong met me mee.’

Ze keert zich naar haar buurvrouw.

‘Dus als u zingen wilt, zet u dan uw deur maar open hoor. En als Betsy weer huilt, zingt u dan maar een mooi lied voor haar.’

Onze missie verbeeld en verwoord.

Betsy kenden we al. Ze was er vanmiddag ook. Ze werd naar de recreatiezaal gebracht en ze genoot, ze spiegelde onze bewegingen en zong stukjes mee. Ze lachte vaak, maar soms keek ze zorgelijk, zoekend rond. Dan zag ik de onrust rondwaren in haar brein. Na afloop, toen de zaal leegliep en ik de kabels stond op te rollen, hoorde ik Koffiemeisje Ilonka heel zachtjes ‘Stille Nacht’ met haar zingen. Ik keek om en zag ze samen zitten in de bijna lege zaal. Ik draaide het volume van de versterker, die nog wat Jaren 60 hitjes liet horen, langzaam naar 0, ik ging door met het oprollen van het snoer en ik luisterde naar hoe aandacht klinkt.