
Zijn lach reikt van z’n linker tot z’n rechter oor. Hij geeft me zijn lege koffiekopje. Ik vraag of hij het naar z’n zin heeft gehad en hij knikt en zegt dat hij onze voorstelling fantastisch vond en de koffie heerlijk.
‘Komen jullie morgen weer?’
‘Was het maar zo, meneer’, verzucht ik.
‘Nou, dan moeten jullie om tien uur ’s morgens komen en dan laten we jullie pas aan het einde van de avond weer gaan!’
Ik lach en kijk dan eerst naar links, waar Scheveningen aan mijn voeten ligt, en dan naar rechts, waar de Noordzee rustig kabbelt en het strand baadt in een gelig herfstlicht.
‘Meneer, als ú dan een bakkie koffie regelt, dan hebben we een deal!’
Wat een fantastische plek op de achtste verdieping van Het Uiterjoon. Daar wil je toch niet weg!
